De 5 sporen van de lokale energiestrategie
Onze energiestrategie bestaat uit 5 sporen:
-
Zelf het goede voorbeeld geven als gemeentelijke organisatie
-
Stimuleer energiebesparing en pas hybride warmtepompen toe
-
Faciliteer de groei van elektrisch verkeer en duurzame mobiliteit
-
Stimuleer de ontwikkeling van zonnepanelen op daken
-
Nader onderzoek opwekking elektriciteit met wind en zon langs infrastructuur en in het buitengebied.
Per spoor wordt de doelstelling herhaald en een toelichting gegeven hoe we deze doelstelling gaan bereiken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de strategie tot 2030 en vanaf 2030 richting 2050. Voor elk spoor en spoor 5 in het bijzonder, geldt dat wij de samenwerking zoeken in streek en regioverbanden om zo tot een optimaal gebruik van onze ruimte en infrastructuur te komen.
Spoor 1: Zelf het goede voorbeeld geven
Als gemeente geven we zelf het goede voorbeeld. Het betreft de energietransitie van onze eigen activiteiten, onder te verdelen naar vastgoed, mobiliteit en energiegebruik in de buitenruimte.
De gemeenteraad heeft zich uitgesproken dat het maatschappelijk vastgoed in 2030 energiezuinig (Label A+) moet zijn. Daarnaast is het doel dat in 2030 tenminste drie gemeentelijke gebouwen, waaronder het gemeentehuis, energieneutraal (NoM) zijn. Verder zetten we bij nieuwbouw van woningen en bedrijven in op een energieneutrale warmte en elektriciteitsvoorziening.
Onze eigen bijdrage aan duurzame mobiliteit is, naast het faciliteren van elektrische bussen en laadinfrastructuur, gericht op het elektrificeren van ons eigen wagenpark.
Om zon op dak te stimuleren gaat de gemeente allereerst zelf het goede voorbeeld geven en zonnepanelen op daken leggen van ons gemeentelijkvastgoed waar dit kan en zinvol is. Daarnaast is de gemeente voorstander op nul op de meter bij nieuwbouwprojecten, waarvoor de inzet van zonnepanelen een vereiste zijn.
Spoor 2: Stimuleer energiebesparing en pas (hybride) warmtepompen toe
15% energiebesparing in de gebouwde omgeving ten opzichte van 2014 is een flinke opgave. Dit kan bijvoorbeeld worden behaald door circa 20% van de gebouwen te isoleren en daarnaast ook nog in 20% van de gebouwen een (hybride) warmtepomp te plaatsen.
Hoe we dit voor elkaar willen krijgen staat uitgebreid omschreven in de Transitievisie Warmte. Enkele concrete voorbeelden van de door onze gemeente te ondernemen stappen:
-
De gemeente zal juridische en financiële instrumenten benutten, zoals bijvoorbeeld de prestatieafspraken met woningcorporaties, duurzaamheidsleningen en landelijke instrumenten zoals ‘Routekaart maatschappelijk vastgoed’ en ‘Huurconvenant label verbetering’;
-
Informeren en ondersteunen van onze inwoners om huizen en gebouwen te isoleren en energie te besparen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan workshops en bewonersavonden. Ook aan het energieloket en het inzetten van energiecoaches. Dit doen wij bij voorkeur doelgroepsgewijs en in nauwe samenwerking met bijvoorbeeld woningbouwcorporatie STEK en bedrijvenverenigingen;
-
Stimuleren dat inwoners in plaats van de traditionele cv-ketel op natuurlijke momenten een (hybride) warmtepomp aanschaffen. Zo wordt veel energie bespaard.
Spoor 3: Faciliteer de groei van elektrisch verkeer en duurzame mobiliteit
De verwachting is dat in 2030 in Nederland ongeveer 25 tot 30% van het verkeer elektrisch is. Hiermee zal het besparingsdoel uit de RES 1.0 (11%) al bijna behaald worden. Om er zeker van te zijn dat de doelstelling gehaald gaat worden, zetten we niet alleen in op elektrisch verkeer, maar ook op duurzame mobiliteit.
Elektrisch rijden zal gefaciliteerd worden door de laadinfrastructuur uit te breiden. Zo wordt invulling gegeven aan de Nationale Agenda Laadinfrastructuur. Er worden elektrische bussen ingezet in het openbaar vervoer en de gemeente gaat zelf het goede voorbeeld geven door het eigen wagenpark te elektrificeren.
Daarnaast zetten we in op duurzame mobiliteit, door lopen en fietsen te stimuleren en thuiswerken en deelmobiliteit te promoten.
Nadere invulling van onze duurzame mobiliteitsstrategie vindt plaats via de Mobiliteitsvisie en het bijbehorende plan en vanuit de RES 2.0 Holland Rijnland onder het motto ‘Mobiliteit: schoner, slimmer en anders’.
Spoor 4: Stimuleer de ontwikkeling van zonnepanelen op daken
Het doel is om 101 TJ elektriciteit kleinschalig (70%) en 64 TJ grootschalig op te wekken (30%) in 2030.
Kleinschalig opwekken kan door zonnepanelen op daken te plaatsen. Dit zorgt ervoor dat we minder afhankelijk zijn van grootschalige opwekking zoals grote zonPV-velden of windturbines.
Het is belangrijk dat het plaatsen van zonnepanelen op een ruimtelijk aantrekkelijke wijze gedaan wordt. Dit bereiken we door kaders te ontwikkelen voor het plaatsen van zonnepanelen in de gebouwde omgeving.
Om het plaatsen van zonnepanelen te stimuleren gaan we inzetten op een wijkgerichte aanpak. We onderzoeken welke wijken voorlopers kunnen zijn en welke gebouwen kunnen functioneren als ‘voorbeeldprojecten’. We zetten in op projecten waar ‘zon op dak’ op een goede manier geïntegreerd is en gecombineerd wordt met andere functies zoals groene sedumdaken, zodat de zichtbaarheid en draagvlak van duurzame energie vergroot wordt.
Daarnaast stimuleren wij energiecoöperaties als voortrekkers met oog voor inwoners en als onafhankelijke platforms voor de energietransitie. We maken gebruik van landelijke instrumenten die het plaatsen van zonnepanelen voor iedereen mogelijk maken, zoals bijvoorbeeld duurzaamheidsleningen. Daar waar zonnepanelen moeilijk inpasbaar zijn vanwege de netsituatie stimuleren wij de opslag van zonne-elektriciteit in batterijen, als deze voldoende financieel aantrekkelijk zijn voor onze inwoners. Meer informatie over thuisaccu’s in combinatie met zonne-elektriciteit is te vinden op de website van Milieu Centraal.
Het is belangrijk de communicatie en bewustwording te verbeteren. Dit doen we door het gesprek over zonnepanelen op daken te combineren met de workshops, bewonersavonden en bezoeken aan de wijk die gaan over energiebesparing en duurzame warmte. Wij willen zorgen voor onafhankelijk advies via het Energieloket of Energiecoaches. Ambassadeurs uit de gemeente die al ervaring hebben met zonnepanelen kunnen helpen om mede-inwoners enthousiast te maken. Wij stimuleren het organiseren van een platform van gerenommeerde lokale toeleveranciers van energiesystemen waar onze inwoners gebruik van kunnen maken.
Tot slot zal de gemeente waar mogelijk juridische instrumenten benutten, zoals bijvoorbeeld de prestatieafspraken met woningcorporaties.
Spoor 5: Nader onderzoek opwekking elektriciteit
Met kleinschalige opwek (zonnepanelen op daken) alleen redden we het niet om de ambitie voor 2030 te halen. Het is nodig om naast kleinschalig, ook 64 TJ grootschalig op te wekken in 2030.
Tijdens participatiesessies met inwoners en bestuurders is de voorkeur om duurzame energieopwekking te plaatsen langs bestaande infrastructuur naar voren gekomen. De gemeente stimuleert onderzoek naar mogelijkheden van vooral zonPV-velden langs infrastructuur zoals het spoor, wegen en parkeerplaatsen.
De ontwikkeling van dergelijke projecten is lastiger en vaak duurder dan een open veld of een bestaand groot dak. Daarom is een actieve stimulans vanuit de gemeente door het betrekken van initiatiefnemers hiervoor essentieel. Ook zullen nationale subsidies (SDE++) beschikbaar moeten zijn om dit mogelijk te maken. Tot slot heeft netinpassing extra aandacht nodig omdat vaak invoeding op meerdere punten nodig is, zie ook kader netinpassing.
Een inventarisatie van mogelijke locaties is gepresenteerd in het hoofdstuk ‘Verdieping spoor 4 en 5 Elektriciteit’. De gemeente wil meer inzicht krijgen in de mogelijkheden door deze locaties nader te onderzoeken, op het gebied van draagvlak, kosten, vergunningen en netinpassing. Het is belangrijk locaties snel nader te identificeren en vast te stellen of initiatiefnemers potentiële interesse hebben zodat ruimtes in het Omgevingsplan geoormerkt kunnen worden voor duurzame opwek en netinpassing kan worden voorbereid.
Bij voorkeur zetten wij in op projecten die zichtbaarheid en draagvlak van duurzame energie vergroten en daarmee een stimulans zijn voor de transitie. Ook focussen we op projecten waar meekoppelkansen zijn zoals de combinatie met een geluidswal of herstructurering van een weg. Tot slot hebben wij oog voor energieopslag en het afstemmen van vraag en aanbod van elektriciteit zodat de beschikbare netcapaciteit optimaal benut kan worden.
Netinpassing, een belangrijk aandachtspunt
Het tempo van de groei en de locatie waar de productie duurzame elektriciteit kan plaatsvinden wordt in belangrijke mate bepaald door de mogelijkheden die het elektriciteitsnet biedt. Overleg met Liander en informatie uit de netimpactanalyse van de RES heeft duidelijk gemaakt dat groei in de gemeente weliswaar mogelijk is, maar dat steeds locatie specifiek zal moeten worden gekeken of en op welke manier dit kan. Dit geldt zowel voor zonPV op daken in wijken als grootschalige vormen van duurzame elektriciteitsproductie.
In welke mate het kunnen halen van doelen voor 2030 mogelijk is hangt mede af van de ruimte die op ons elektriciteitsnet aanwezig is. Nader onderzoek en afstemming met Liander, bij voorkeur in regionaal verband, moet dit duidelijk maken.
Met de opwek langs infrastructuur wordt het doel voor 2030 net niet gehaald. Zelfs als álle ruimte langs infrastructuur benut kan worden, is er aanvullende grootschalige opwek nodig (1 ha, voor 2030). Het is een behoorlijke uitdaging om dit alleen met zonnevelden te realiseren op alle ruimte die nu in beeld is gebracht. Daarbij maakt de beperkte netcapaciteit het nog extra moeilijk. Toch zijn er mogelijkheden die nader onderzocht kunnen worden. Hiervoor hanteren we voor de korte termijn de volgende aanpak:
-
Verkennen in HLT, DBS- en/of RES-verband[1] van de mogelijkheden van grootschalig wind en grootschalig zonnepanelen op land, als onderdeel van RES 2.0;
-
Verkennen of/welke aanpassingen in ons beleid noodzakelijk zijn;
-
Vaststellen wanneer en op welke wijze netinpassing mogelijk is;
-
Zichtbaarheid en draagvlak van duurzame energie vergroten, bijvoorbeeld door in te zetten op voorbeeldprojecten met wind en zon.
- 1 Mogelijke samenwerkingsverbanden zijn 1) Hillegom, Lisse en Teylingen (HLT), 2) de Duin en Bollenstreek (DBS) en 3) De RES (Regionale Energiestrategie) regio Holland Rijnland